Blij in de wei

Nergens zo veel blije golfers (m/v) gezien als na twee maanden corona-huisarrest. Wij leken op de koeien met hun capriolen die na maanden melkproductie in de stallen eindelijk de wei in mochten. Dat onze eerste ballen out of bounds verloren raakten, ach, dat was niet zo gek. We konden weer golfen. Nog niet meteen zo goed als voor de komst van het onzichtbare gemene virus, maar ons golfspel zou heus wel snel weer in orde komen. Onze golfbanen waren in acht weken door de greenkeepers in optima forma gebracht. Complimenten!
Golfen was/is vooralsnog een exclusivisme. Alleen de leden spelen op de course van hun club. Wedstrijden worden niet gehouden, de spelers bewaren altijd anderhalve meter afstand van elkaar en laten de vlag in de hole staan. Geen probleem.

En zo is het golf in Nederland weer – een beetje – op gang gekomen. Heerlijk. Voor het rondje over 18 holes géén koffie vooraf en na de rondgang ook géén afdronk. Handen schudden? Nee! Bedanken voor het spelen doen we door de putters tegen elkaar te tikken en na 'aju' direct afmars richting parkeerplaats. Toch een mooie dag gehad.

Hoewel?

Een van onze vrienden, Wouter, is een uitstekend golfer. Vaak is hij in onderlinge partijen uitblinker, omdat hij de bal van de tee ontiegelijk ver kan slaan. Meestal heeft hij daarna nog maar een kort ijzer over, of zelfs een chip, om naar de vlag te gaan voor potentiële pars en birdies.

Hoewel?
“Golfen”, zegt hij dan, “golfen is het mooiste dat er is. Maar putten? Putten is het vreselijkste dat er bestaat.”
Dat klinkt dan als een wanhoopskreet. “Zou je niet eens een putt-lesje nemen, Wouter?”, is onze, niet zonder enige meelij, suggestie. Waarop hij stellig repliceert: “Nou, dat is het probleem niet.”
Zonder er ook maar één greintje verstand van te hebben, dat is het probleem wèl. Waarom heeft onze topper Joost Luiten een putting-coach? Waarom hebben de allerbeste golfers van de wereld een putting-coach? Waarom zouden doodgewone amateur-golfers niet – af en toe – een putting-coach hebben?

De wereldberoemde Harvey Penick (1904-1995) coachte wereldtopgolfers gaf voor iedereen zijn lessen door in The Little Red Book. Over putten staat daarin: “Een goede putt sterft recht vooruit, een slechte putt wijkt af. De beste putt sterft in de hole en is de imitatie van de laatste oefenputt. Handen net voor de bal. Hoofd en ogen stil. Bij lange putts concentratie op de afstand, bij korte putts concentratie op de lijn. Denk niet aan de betekenis als je een putt mist of maakt.” Zo word je weer blij in de wei.


Leo van de Ruit
MediaRuit voor Journalistieke Producties.